Het is inmiddels alweer ruim twintig jaar geleden dat ik hem voor het eerst ontmoette maar zijn verhaal is me altijd bijgebleven. Hij was afgestudeerd jurist maar na zijn studie wist hij niet hoe hij verder wilde en hij ging op reis om daar een antwoord op te vinden. Hij trok door een onherbergzaam gebied en leefde van wat de natuur hem gaf.
Tijdens die reis begon hij zich af te vragen hoe mooi het zou zijn als je de natuur als rechtspersoon kon beschermen. Bomen zouden zo een onafhankelijke juridische status kunnen krijgen die hij als jurist kon beschermen en waarmee hij bomen een stem zou kunnen geven. En zo kwam het dat hij bij thuiskomst boomjurist werd.
In het begin van zijn carrière werd er nogal neergekeken op zijn keuze maar weldra verstomde de kritiek want er bleek steeds meer vraag te zijn naar boomjuristen.
Sinds kort is er wetenschappelijk bewijs waarmee de pionierende boomjurist kan schermen in de rechtbank. De Katholieke Universiteit in Leuven toonde een belangrijk verband aan tussen de aanwezigheid van oude, ontwikkelde bomen met een grote kruin en een lager gebruik van geneesmiddelen voor hart- en vaatziekten en mentale aandoeningen bij de mensen die in directe omgeving van die bomen wonen. Het veelgebruikte argument van gemeenten om met aanplant van jonge bomen het weghalen van oude bomen te ‘compenseren’, komt met dit onderzoek in een heel ander daglicht te staan.
Jonge bomen compenseren namelijk niet de positieve effecten die oude bomen met een grote kruin wel hebben op de gezondheid van mensen. Die positieve effecten ontstaan pas op de lange termijn. Ik hoop dat meer ambtenaren een ‘boomjurist-mindset’ ontwikkelen en op basis daarvan ook gaan handelen om oude bomen te beschermen.